Luchtbrug Congo – Zaventem
Na Expo 58 lijkt in België alles mogelijk. De oorlog is vijftien jaar achter de rug en het kleine land leeft in een roes van vooruitgang, die via de nieuwe prestigieuze luchthaven van Zaventem binnenvliegt. Daar komt in juli 1960 bruusk een einde aan. Wat we vandaag Brussels Airport noemen, was zestig jaar terug het toneel van een dramatisch hoofdstuk.
Onafhankelijkheidsbewegingen brokkelen het Afrikaanse continent uit elkaar. De hegemonie van de Europese landen in hun kolonies verdampt in enkele jaren. In België volgt men met argusogen hoe doorheen Algerije een vreselijke onafhankelijkheidsoorlog raast. In Brussel vreest men een soortgelijk scenario – maar hoe kan een land zijn overzeese gebied, dat tachtig maal groter is dan het moederland, voor zo’n ramp behoeden? ‘Dipenda’ roept de Congolese bevolking luid. De Belgische regering beslist in alle haast om de kolonie los te laten. Een week na de onafhankelijkheid slaan de Congolese strijdkrachten aan het muiten in de steden. Ze halen hun gram bij de Belgische en blanke bevolking, op dat moment zo’n tachtigduizend zielen. Die vluchten naar de vliegvelden in de hoop dat een Sabena-toestel hen naar Leopoldstad of Usumbura brengt, om vandaar naar België te vliegen. Er breekt paniek uit, en de toestand loopt uit de hand.
LUCHTBRUG LEOPOLDSTAD – ZAVENTEM
Vanuit Brussel wordt in allerijl een luchtbrug opgebouwd. De hele Sabena-vloot, maar ook die van Sobelair en het Antwerpse BIAS maakt zich klaar om te vertrekken. Ook KLM, Air France en tientallen andere maatschappijen komen in het getouw om tienduizenden Europeanen te ontzetten. De luchtmacht zet zich in en ook het Amerikaanse leger is van de partij. Sabena zal de hoofdrol spelen in de hele operatie.
Alle langeafstandstoestellen scheuren richting Leopoldstad en Usumbura: de DC-6’en en DC-7’s, maar ook de vijf splinternieuwe Boeing B-707’s. Aan boord zitten ook para’s, die na de landing de controle van de vliegvelden overnemen. Vooral in Leopoldstad groeit bij elke landing de hoop om snel te kunnen vertrekken. Sommige vluchtelingen hebben in de vertrekhal dagenlang op hun koffers gezeten. Buiten de luchthaven staan alsmaar meer achtergelaten auto’s geparkeerd.
Vooral voor de Sabena DC-3-crews is het een hele uitdaging om mensen op te halen op de diverse vliegvelden in Oost-Congo. Startbanen in de brousse worden geblokkeerd door rebellerende militairen. Pluspunt is dat de Belgische bemanningen een ruime ervaring hebben om te opereren op de typisch onverharde Congolese startbanen, die niet uitgerust zijn met navigatiemiddelen noch met enige startbaanverlichting. De reddingsoperaties zijn bij elk vertrek zenuwslopend. Telkens is er immers die onzekerheid of de landingsbaan vrij zou zijn bij aankomst. In heel wat gevallen hebben de rebellen benzinevaten op de startbaan gerold en moeten de vliegtuigen onverrichter zake terugkeren. Veelal is het enkel mogelijk te landen in de duisternis, doorgaans bij het ochtendkrieken, wanneer de vluchtelingen er in geslaagd zijn om de starbaan vrij te maken terwijl de rebellen hun roes uitslapen. Geen startbaanverlichting? Geen probleem: een aantal wagens worden opgesteld langs het begin van de piste. Hun koplampen zijn voldoende om de piloten een referentielijn te geven voor de landing. De muiters komen meestal te laat om tussenbeide te komen, en meermaals keren Sabena DC-3’s terug met kogelgaten.
Non-stop vliegen DC-3’s af en aan met nog meer vluchtelingen uit het Congolese binnenland. Het tempo is hels, de hitte verzengend maar Sabena-directeur Giovanni Dieu houdt streng de hand in de operatie. De luchthaven van Leopoldstad wordt helemaal door Sabena ingenomen. KLM wijkt uit naar het nabijgelegen Brazzaville om diegenen naar Europa te brengen die de Congorivier zijn overgestoken. Op beide vliegvelden hoopt men dat de brandstofvoorraad niet opgeraakt.
MILITAIRE OPERATIES
Ook op 10 juli landen Belgische para’s in de ertsprovincie Katanga. In Elisabethstad overmeestert men de rebellerende militairen om de Europeanen gerust te stellen. Zowat driehonderd vluchtelingen worden met twee DC-4’s van Sabena en transportvliegtuigen van de Luchtmacht naar Kamina geëvacueerd. De bezetting van Ndjili (Leopoldstad) is een gecoördineerde operatie: de para’s worden gesteund door de drie Belgische Harvards die vanuit Kitona de weg tussen het vliegveld en de stad beveiligen. Eens de veiligheid van het vliegveld verzekerd, worden bijkomende troepen met DC-4 en DC-6 aangevoerd vanuit Kitona. Deze worden vooral ingezet om Ndjili te beveiligen en de vluchtende blanken op hun weg naar de luchthaven te beveiligen. De Harvards worden gestationeerd in Ndjili en zullen vanaf 14 juli de weg tussen Thysstad en Leopoldstad/ Kinshasa controleren om eventuele versterkingen van de rebellen een halt toe te roepen. De evacuatie kan nu ongehinderd doorgaan; met honderden stromen de Europeanen toe vanuit de stad; de exodus vanuit West-Congo komt nu definitief op gang.
Wilfried De Brouwer is op dat moment één van de jonge Harvardpiloten: “’s Avonds aan de bar in Ndjili horen we sterke verhalen van gechoqueerde mannen die verplicht werden om persoonlijk toe te zien op de meermalige verkrachting van hun vrouwen. Beklemming, angst en gelatenheid, maar toch zijn de meesten opgelucht dit land te kunnen verlaten. Belgische militairen worden beschouwd als redders in nood, die hun leven wagen om hun landgenoten uit dit wespennest te bevrijden.”
17 juli 1960 zal een dramatische dag worden. Een Alouette II helikopter van de Belgische koloniale Weermacht moet een paar bedreigde Europeanen oppikken in Lukula, een stadje ongeveer 30 km ten westen van Thysstad. De piloot is Emmanuel Kervyn de Merendré; hij wordt vergezeld door de gewestbeheerder André Rijckmans, die vertrouwd is met de omgeving.
Een Harvard escorteert hen om de veiligheid te verzekeren. Bij de nadering van Lukala vraagt Rijckmans aan de Harvardpiloot om op afstand te blijven om de rebellen niet uit te dagen. De piloot, Baudouin de Changy, beslist om de brug van Inkisi te verkennen, op de weg tussen Thysstad en Leo. Dit knooppunt is al een paar dagen bezet door de rebellen; de blanken die via de baan vanuit Thysstad de hoofdstad willen bereiken worden er geblokkeerd. De Harvard van Baudouin wordt beschoten en geraakt; hij moet een noodlanding uitvoeren. Hij slaagt erin het vliegtuig aan de grond te zetten; maar wanneer hij uit de cockpit klimt wordt hij neergeschoten.
Ondertussen is er geen nieuws meer van de helikopter. En tweede Harvard, met Wilfried De Brouwer aan de knuppel wordt er op uit gestuurd om na te gaan waar de Alouette gebleven is. Er is geen spoor meer van het toestel en achteraf is gebleken dat hij geland was op de koer van een cementfabriek waar de inzittenden werden overmeesterd door de muiters. De helikopter werd binnengetrokken in een hangar zodat hij niet meer zichtbaar was vanuit de lucht. André en Emmanuel werden afgevoerd naar Thysstad en omgebracht. Nog dezelfde dag worden hun lichamen, samen met dat van Baudouin in de Inkisi rivier gegooid, ten prooi van de krokodillen.
Wilfried De Brouwer: “Het drama laat sporen na in onze kleine groep. Van de vier Harvards die op 22 juni ontplooid werden naar Kitona blijven er slechts twee over. We zijn nog met drie piloten van het vijftal dat de verplaatsing naar Kitona had gemaakt. Een piloot werd gedood, een tweede was afgevoerd naar België met een rugletsel.”
MÊLEE OP EN ROND ZAVENTEM
In thuisland België volgt men de dramatische gebeurtenissen op de voet en is het bang wachten op de vluchtelingen. De Sabena-bemanningen steken op Zaventem de duimen op als ze even uit de cockpit stappen terwijl hun toestel volgetankt wordt voor de volgende evacuatie. Stewardess Nora Valckx: “Ik moest geen uniform aan: niks lipstick en hoge hakken, maar een lange witte schort met een rood kruis erop. Zo leek ik een verpleegster als er iets misliep.
Na een tijdje kwamen ze met de passagiers. Vreselijke dingen heb ik gezien. Ik heb dertig Spaanse nonnen aan boord gehad die stuk voor stuk verkracht waren. Twee van hen waren zo toegetakeld dat ze op een draagberrie moesten worden binnengedragen. Ze hebben de hele nacht zitten bidden. Ze aten niets, ze dronken alleen water. In Madrid stond één of andere kardinaal in een purperen gewaad hen op te wachten. Toen ze de vliegtuigtrap afkwamen, gingen ze allemaal zijn handen kussen. Ik stond er huilend naar te kijken, ik krijg nog altijd kippenvel als ik eraan terugdenk.
Er waren ook ontzettend veel kinderen mee, heel veel baby’s ook. We legden ze waar we konden: onder de zetels, in twee zachtgevulde kofferhelften… Het was één grote chaos. Iedereen wilde wég. Het vliegtuig werd soms echt bestormd. Er werden geen tickets gescheurd, maar we moesten iedereen die aan boord kwam wel heel goed bekijken, want verschillende mannen probeerden binnen te glippen in vrouwenkleren, en het was vrouwen en kinderen eerst − want die waren ze daarbuiten aan het verkrachten.
Als we dan weer in Brussel aankwamen, had ik een shift van 36 uur achter de rug. Normaal had je dan recht op drie dagen rust, maar nu niet: je had nét de tijd om eventjes te slapen, en je moest alweer met de volgende vlucht mee. Ik heb het zo’n tien dagen volgehouden.’
Aan het andere eind van de 7000 kilometer lange luchtbrug, rond en op Melsbroek en Zaventem, ontrollen zich identieke taferelen als in Leopoldstad. Dag en nacht taxiën de overvolle Sabena-toestellen over het in lage regenwolken gehulde platform. Het luchtverkeer van de Brusselse luchthaven is nauwelijks in goede banen te houden.
De andere Sabena-bestemmingen zijn on hold gezet. Passagiers met bestemming New York, Parijs, Madrid kijken verdwaasd in de drukte en wachten tot andere maatschappijen de Sabena-lijnen overnemen.
Op kilometers afstand zit het autoverkeer al vast, duizenden voertuigen staan kriskras rond de luchthaven geparkeerd op alle mogelijke veldjes. Tienduizenden familieleden wachten op de vluchtelingen, mensen die de para’s willen zien vertrekken en talloze nieuwsgierigen vullen de hallen en terrassen van het luchthavencomplex. Snikkende en bevende vrouwen houden hun huilende kinderen vast. Maar ook kinderen zonder moeders, en moeders zonder kinderen. Militairen, politiediensten, Rode Kruis-vrijwilligers en jeugdbewegingen helpen waar ze kunnen. De weinige mannen die zich onder de vluchtelingen bevinden, komen in tropenkleding met korte witte broek de trappen af en vertellen over de benauwde uren die ze doormaakten in Matadi, Leopoldstad, Elisabethstad…
‘Een vrouw uit Antwerpen (“Noem alsjeblieft geen namen”) die negen jaar in Leopoldstad heeft gewoond, streelt haar verschrikte kinderen en zegt: “Dat ik m’n huis en al m’n bezittingen heb verloren, is zo erg niet, als mijn man maar kans ziet om ook te komen… Alle mannen uit de buurt zijn met elkaar in één huis gaan zitten… Het verschrikkelijkst waren de patrouilles van Congolese soldaten, die dag en nacht om onze huizen zwierven en de uren waarin we op de verbinding met Brussel wachtten. We zagen telkens vliegtuigen en helikopters vol mensen vertrekken. Wij hebben moeten bidden en smeken om een plaats…” De tranen stromen haar over de wangen. In de kleine wachtkamer geeft de Sabena stewardess de fles aan de kleinste vluchteling, die onophoudelijk krijst.’ Dat is wat een Nederlandse journalist ter plaatse noteert.
Uit de toeschouwende menigte op Zaventem hoort men anti-Congolese kreten opstijgen. Wanneer de Belgische minister van Afrikaanse Zaken De Schrijver naar het Sabena-toestel stapt om naar Congo te vertrekken, wordt er gebruld en gejoeld. Als de Belgische para’s naar de splinternieuwe, luxueuze Boeings marcheren, klinken er juichende kreten op uit de massa’s op de promenades, die de grootscheepse evacuatie een dreigend, emotioneel karakter geven.
Op 17 juli landt een Boeing 707 voor de zoveelste keer op N’Djili. De stroom vluchtelingen lijkt niet te stelpen. Gezagvoerder Georges Jaspis kijkt in z’n hemdsmouwen toe hoe honderden baby’s, kinderen en vrouwen op het tarmac zitten. In zijn toestel zijn er 189 zitplaatsen. Hij begint te rekenen – het gewicht is de bepalende factor om te weten of een vliegtuig veilig van de grond komt. De oorlogsvlieger in hem komt boven, regels worden overboord gegooid. Terwijl de ellenlange rijen de trap opklimmen, proberen hij en de rest van de bemanning de gezamenlijke kilo’s van de radeloze wezens bij elkaar te tellen. Alle stoelen worden bezet, ook die van de stewards en stewardessen. Baby’s legt men in de bagagemandjes en kinderen die niet op moeders schoot kunnen, zitten in de gangway.
Na de landing telt men het aantal passagiers. Het zijn er 303 – een record waarmee Sabena wereldwijd voorpaginanieuws wordt.
Tussen 9 en 29 juli 1960 worden 34.483 vluchtelingen uit Congo geëvacueerd, waarvan 25.711 door Sabena. Van de in totaal 209 door Sabenavliegtuigen uitgevoerde vluchten worden er 62 met vijf Boeings 707 volbracht. Congo 1960 is een unieke prestatie in de Belgische luchtvaartgeschiedenis die enkel mogelijk was dankzij de totale inzet van al het Sabenapersoneel en de steun en de interventies van het Belgisch militair contingent ter plaatse: de para’s, de transportvloot, de Harvards. Het getuigt van de beroepsbekwaamheid en de dash van deze mensen en van het leiderschap van het management en Defensie.
Met dank aan generaal Wilfried De Brouwer
Reportage uit RateOne 10 van Cynrik De Decker
Foto’s: Luchtvaartgeschiedenis & archief generaal Wilfried De Brouwer
Yves Van de Broeck legde het verhaal van generaal Wilfried De Brouwer vast voor Belgian Voices of the Sky. De DVD vind je in onze webshop.