Sinds de eerste versoepeling van de coronamaatregelen voor motorrijders, vissers, golfers… op 4 mei, hopen recreatieve piloten dat er ook voor hen toestemming komt voor het beoefenen van luchtsporten. Onder leiding van Marc GHYS, voorzitter van VVMV (Vereniging Vlaamse Motor Vliegclubs) en van Paul Windey, voorzitter van de BULMF (Belgische ULM Federatie) werd “Task Force GA Belgium” opgericht. Tijdens de virtuele bijeenkomsten werd er de afgelopen dagen druk overlegd om een voorstel te formuleren aan de betrokken overheden, zowel federaal als gewestelijk, om sportvliegen terug mogelijk te maken.
Naast BULMF en VVMV vertegenwoordigers van bijna alle andere Belgische luchtsportfederaties in de werkgroep: FFA (Waalse tegenhanger van VVMV), zwevers, ballonvaarders, modelbouwvliegers, paramotoren, vrije vlucht, parachutisten… Ook het DGLV (Bestuur der Luchtvaart) ondersteunde het initiatief, samen met Michel Dascotte, vertegenwoordiger van Minister van Mobiliteit Bellot.
Tijdens het overleg bracht men de risico’s op besmetting en verspreiding van het coronavirus voor, tijdens en na de vlucht in kaart, evenals de maatregelen ter voorkoming ervan. Daarna diende elke luchtsportfederatie afzonderlijk een risico-analyse te maken voor het beoefenen van zijn specifieke discipline.
Het gezamenlijk dossier met voorstellen en aanbevelingen werd vanmorgen – 5 mei 2020 -ingediend bij de overheid en zal besproken worden door de regering. De verenigde luchtsportfederaties wachten de beslissing van de Veiligheidsraad op vrijdag 8 mei vol spanning af. Ze hopen dat het vliegverbod uiterlijk op 18 mei zou vervallen voor alle luchtsporten in België.
Opmerkelijk is dat door deze crisis alle verenigingen de krachten gebundeld hebben, ongeacht taal (FR / NL) of discipline. De afgelopen 10 jaar was een gezamenlijk initiatief ongezien. “Het is een plezier om zoveel goede wil en samenwerking vast te stellen. Laat ons nu hopen dat we met verenigde krachten een positief resultaat bereiken en spoedig opnieuw mogen vliegen. Samen sterk! ”, besluit Paul Windey.
Tekst: Caroline Ostyn