fbpx

De Birdman van Florennes

“Nog eventjes wachten, van zodra de toestellen geland zijn kom ik er aan!”, laat Nicolas Clinaz (1979) ons via SMS weten. Beneden in de zachte vallei van Florennes scheuren de F-16’s nog eens over de piste, om dan zachtjes neer te strijken. Vanop afstand kijken we toe hoe ze met fluitende motoren richting hun standplaats taxiën. ’t Is volop zomer, het lawaai sterft uit en de basis hult zich terug in de rust van de natuur. Kraaien klapwieken krassend rond, het luchtruim behoort hen weer toe.

Even later komt onze gesprekspartner aangereden – een wit voertuig met luidsprekers op het dak gemonteerd, als was het dat er iets omgeroepen zal worden. “Niks oproepen, wel wegjagen” lacht Nicolas. Binnen de luchtmacht vult hij een unieke job in – die van Birdman.

“Eigenlijk ben ik van opleiding landbouwkundige. Ik hou van de natuur, maar ook van vliegtuigen (n.v.d.r. Nicolas neemt ook de rol van secretaris waar in het Musée Spitfire Base Jean Offenberg, maar dat is voor een andere editie van RateOne…). “In 2006 ging ik aan de slag bij Defensie, eerst in de afdeling NBC (bescherming tegen nucleaire, biologische en chemische oorlogsvoering), tien jaar later belandde ik in de Bird Control Section van Beauvechain, wat onderdeel is van het Air Safety Directorate.” In mensentaal: Nicolas en zijn collega’s zorgen ervoor dat de risico’s op een luchtbotsing met een vogel, in vakjargon een birdstrike, tot een minimum herleid worden. Om het nut en het belang van hun inzet te begrijpen, hoeven we niet ver in de recente geschiedenis van onze luchtmacht te kijken.

Drama te Eindhoven

In juli 1996 hing C-130 Hercules CH-06 iets eerder dan voorzien boven de Nederlandse basis Eindhoven. Vanuit de verkeerstoren kreeg kapitein-vlieger Peter “Gigi” Gielen de toestemming om te landen op baan 04. De Birdman van dienst was eerder naar de toren geroepen – men meende dat de Belgische CH-06 later zou arriveren, waardoor hij, en de anderen op het vliegveld, tijdens de landingsprocedure niet gemerkt hadden dat een grote gemengde zwerm kieviten en spreeuwen in het gras verscholen zat – gras dat onlangs gemaaid was, maar nog niet aangeharkt. Net toen de CH-06 over de landingspiste vloog, stoven zo’n vijfhonderd van deze vogels op. Meteen koos de bemanning voor een doorstart, maar de motoren 1 en 2 waren al ernstig beschadigd doordat heel wat dieren in de luchthappers zaten. Ondanks pogingen van de bemanning om het toestel onder controle te krijgen gierde het vliegtuig naar links, verloor hoogte en crashte. De gebrekkige communicatie tijdens de brandweerinterventie zou er mee voor gezorgd hebben dat 34 inzittenden omkwamen.

Drie niveaus

De ramp van Eindhoven toonde weer eens aan hoe gevaarlijk birdstrikes kunnen zijn – vooral tijdens de start- en de landingsprocedure. “Vandaar dat ik via m’n radio steeds in contact sta met de controletoren”, vult Nicolas aan. “’s Ochtends, voor het opstijgen, doe ik m’n toer van de pistes en taxiwegen, zeg maar de operationele zone. De verrekijker is m’n voornaamste wapen: vanachter het stuur van de wagen tuur ik in de grasvelden. Hier in Florennes zijn het vooral de kraaiachtigen die ons zorgen baren, nu en dan een reiger.  Van september tot november komen daar nog eens trekvogels bij – vooral kieviten. Ook de landbouwactiviteiten op de basis spelen een grote rol. De basis is een uitgestrekt areaal van wel 700 hectare, waarvan enkele honderden hectare gehooid worden. Van zodra er gemaaid is, merken de roofvogels de muisjes beter op, wat een verhoogde vliegactiviteit met zich meebrengt. Let wel: ik wil de vogels enkel verjagen, we gaan die beesten niet te lijf met netten of het inzetten van andere roofvogels. Ze moeten maken dat ze weg zijn tegen dat de vliegtuigen er aan komen, daarna zijn ze terug welkom.”

Onze Birdman kruipt achter het dashboard van z’n wagen en drukt een knop in van een apparaat. Vanuit de versterkers op het dak klinkt meteen de roep van het type vogel dat men wil verjagen. “Als het over kraaien gaat, laat ik het geluid horen van een kraai in nood. Als zijn collega’s die distress call horen, begrijpen ze dat ze daar niet hoeven te zijn, want er is iets niet pluis – dat zou bijvoorbeeld een roofvogel kunnen zijn. Groepsdieren als ze zijn, vluchten ze dan meteen weg. Nu ja, dat is de theorie, hé. Via de radio meld ik aan de Wing Ops één van de drie niveaus. Eén (Low): de vogels zijn weg en keren niet terug. Twee (Medium): ze stuiven op, maar maken meteen aanstalten om te landen. En drie (High): ze blijven gewoon zitten. Als onze F-16’s moeten landen, en ik geef het bericht “Medium” door, zal de piloot nog even in de lucht blijven.

Ik heb ook nog een ander wapen bij me, zonder twijfel het oudste dat in het Belgisch leger in gebruik is…” Glimlachend reikt Nicolas ons een ouwe Smith & Wesson Flare Gun – een lichtkogelpistool. En inderdaad, hierin staat het jaartal van productie gestempeld: 1944. “Als het écht moet kan ik een patroon in hun richting afvuren. Verder hebben we nog gaskanonnetjes zoals de fruitboeren die gebruiken. En in het donker moeten we werken met nachtkijkers. Maar ik moet bekennen dat we het vogelbestand in Florennes al goed geconditioneerd hebben – opgevoed, zo je wil. Van zodra ze mijn witte auto merken, maken ze dat ze wegkomen. De dieren associëren het voertuig instinctief met de distress calls die ik laat horen.”

Het gesprek is net afgerond wanneer Nicolas weer opgeroepen wordt. De 2de Tactische Wing bereidt zich weer voor op een volgende vlucht.

Auteur: Cynrik De Decker
Foto’s: Jos Schoofs